Brexit
en de gevolgen voor de tenuitvoerlegging van vonnissen van en naar de UK (deel 2 van 2)
Op 28 maart 2019 hebben wij een artikel gepubliceerd over de gevolgen van Brexit voor de betekening van Nederlandse
gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in het Verenigd Koninkrijk en vice
versa. In dit tweede artikel staan we stil bij de gevolgen van Brexit voor de
tenuitvoerlegging van Britse vonnissen in Nederland; tenzij uitdrukkelijk
anders wordt aangegeven geldt onderstaande ook voor de tenuitvoerlegging van
Nederlandse vonnissen in het Verenigd Koninkrijk.
Britse vonnissen die op het moment van uittreding (zonder deal) al worden geëxecuteerd in Nederland.
Zoals we in
het vorige artikel hebben aangegeven was (en is) één van de
hoofdbeginselen binnen de Europese Unie om de justitiële samenwerking tussen de
lidstaten op civielrechtelijk gebied te bevorderen. Onder andere door Europese verordeningen.
Op het terrein van de tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen uit de ene
lidstaat op het grondgebied van de andere lidstaat zijn er in de loop der tijd
meerdere verordeningen ontwikkeld. De belangrijkste daarvan zijn:
(a) de
“Verordening (EG) Nr. 805/2004 van het Europees parlement en de Raad van 21
april 2004 tot invoering van een Europese executoriale titel voor niet- betwiste schuldvorderingen”, ook wel de EET Verordening (EET-Vo) genoemd.
b) de “Verordening (EU) Nr. 1215/2012 betreffende rechterlijke
bevoegdheid, erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en
handelszaken”, in de praktijk kortheidshalve aangeduid met de herschikte EEX
verordening (EEX-Vo)
Hoewel beide verordeningen
op onderdelen van elkaar verschillen, hebben ze met elkaar gemeen dat
rechterlijke beslissingen die onder die verordening vallen direct in een andere
lidstaat van de Europese Unie ten uitvoer gelegd kunnen worden zonder dat een
rechter in de tenuitvoerleggings-lidstaat daar nog afzonderlijk toestemming
(verlof tot tenuitvoerlegging) voor hoeft te geven.
Bij een harde BREXIT komen mogelijk executietrajecten in gevaar
Op het moment
dat het Verenigd Koninkrijk de Europese Unie zonder deal verlaat verliezen deze
verordeningen (op grond van artikel 50 lid 3 van het Unieverdrag) hun werking
op 12 april 2019. De vraag is welke gevolgen dat heeft voor Britse vonnissen die
op dat moment reeds op grond van de EET Verordening of de herschikte EEX
Verordening in Nederland ten uitvoer worden gelegd. Kan de executie van die
vonnissen in Nederland voortgaan of moet die worden geschorst? Helaas wordt die
vraag niet expliciet beantwoord in het Verdrag betreffende de Europese Unie, in
de EET Verordening of in de EEX Verordening. Dit zou tot interessante
executiegeschillen kunnen leiden.
Onze visie is
dat een Brits vonnis na de voorlopig op 12 april 2019 gestelde uittredingsdatum
op basis van de voormalige EET-Vo en de EEX-Vo in Nederland slechts
executoriale kracht behoudt als daar een wettelijke basis aan ten grondslag
ligt in de vorm van:
(a) een withdrawal
agreement tussen de Europese Unie en het Verenigd Koninkrijk, of;
(b) een
andere (multilaterale of bilaterale) verdragsbepaling;
Gezien
de stemmingen in de avond van 3 april 2019 in het Britse House of Commons is
het steeds minder waarschijnlijk dat de door de Britse premier May in concept uit
onderhandelde -Withdrawal Agreement in de toekomst nog zal worden aangenomen in
het Britse parlement. De meest waarschijnlijke optie is dat het Verenigd
Koninkrijk de Europese Unie op 12 april 2019 zonder deal verlaat, of dat het
beroep op artikel 50 van het Unieverdrag (het uittredingsartikel) wordt
herroepen (revocation). Maar het kan nog alle kanten uit.
De
vraag is of er wellicht een andere wettelijke grondslag, in de vorm van een Verdragsbepaling,
aangewezen kan worden op basis waarvan Britse vonnissen die op 12 april 2019
executoriale kracht hadden in Nederland, na die datum die executoriale kracht
behouden. Als daarvoor al een verdragsbepaling in aanmerking komt, dan zou naar
onze opvatting artikel 70 lid 1 sub b van het “Weens verdrag inzake het
Verdragenrecht” de meest waarschijnlijke zijn. Dat
artikel bepaalt:
1. Unless the treaty otherwise
provides or the parties otherwise agree, the termination of a treaty under its provisions
or in accordance with the present Convention:
(a)
releases the parties from any obligation further to perform the treaty;
(b) does not affect any right, obligation or legal situation of the parties
created through the execution of the treaty prior to its termination.
2. If a State denounces or
withdraws from a multilateral treaty, paragraph 1 applies in the relations
between that State and each of the other parties to the treaty from the date
when such denunciation or withdrawal takes effect.
Beseffend
dat de term “parties” in de eerste plaats slaat op de verdragsluitende staten
zelf, zou de redenering kunnen zijn dat als het Verenigd Koninkrijk voor de
uittredingsdatum (ten behoeve van haar burgers) eenmaal het recht heeft
verworven om een bepaald vonnis over de landsgrenzen heen in een andere
lidstaat te doen executeren, dat recht ingevolge artikel 70 lid 1 sub b van het
Weens Verdrag niet wordt aangetast.
Die
benaderingswijze doet naar onze mening het meest recht aan de belangen van de
betrokken Britse burgers die op het moment van uittreding al doende zijn met de
executie van hun Brits vonnis in een andere lidstaat en tevens bevordert het voor alle partijen de rechtszekerheid.
Ondanks
dat kunnen wij naar de huidige stand van zaken niet de garantie geven dat
artikel 70 van het Weens Verdrag daadwerkelijk een begaanbare route is. Indien
u als advocaat, rechtshulpverlener of als gerechtsdeurwaarder geconfronteerd
wordt met een situatie dat u op de uittredingsdatum doende bent met de executie
van een Brits vonnis op basis van de EET-Vo of de EEX-Vo, dan is er naar onze
mening voldoende reden om direct een deurwaardersrenvooi te starten om zo snel
mogelijk duidelijkheid te krijgen, mede ter voorkoming van aansprakelijkheden of
tuchtrechtelijke procedures.
Britse vonnissen die op het moment van uittreding (zonder deal) niet reeds werden geëxecuteerd in Nederland.
Hoewel
in onze visie Britse vonnissen die op het moment van uittreding reeds werden
geëxecuteerd in Nederland hun executoriale kracht behouden, geldt dat volgens
onze visie niet voor Britse vonnissen die op de uittredingsdatum niet reeds
werden geëxecuteerd of voor vonnissen welke in de toekomst nog door Britse
rechters gewezen zullen worden.
De
“post-brexit”-vonnissen kunnen op een andere wijze toch voor tenuitvoerlegging
in Nederland in aanmerking komen! Namelijk op grond van het oude (uit 1968
stammende) Verdrag van Brussel, in de praktijk ook wel bekend onder de naam
EEG-executieverdrag. Immers, met de inwerkingtreding van de Europese
Executieverordening (EU) Nr. 1215/2012 (en
haar voorloper) is het oude EEG executieverdrag niet komen te vervallen, maar
is ingevolge artikel 68 van de Europese Executieverordening slechts de werking
ervan opgeschort voor de onderwerpen welke in de nieuwe verordening werden
geregeld.
Er
zit wel een aantal belangrijke verschillen tussen de Europese Executieverordening
en het oude EEG Executieverdrag. Volgens het EEG Executieverdrag levert een
Brits vonnis in Nederland namelijk niet automatisch een executoriale titel op,
maar dient in Nederland nog een verlof tot tenuitvoerlegging te worden
gevraagd. Een tweede verschil is dat, zodra de eisende partij in Nederland een
verlof tot tenuitvoerlegging heeft verkregen en dat heeft betekend, de partij
tegen wie de executie zich richt gedurende een termijn van één maand na
betekening het rechtsmiddel van verzet kan instellen. Gedurende die verzet
termijn kan de eisende partij slechts bewarende (conservatoire) maatregelen
nemen, geen executoriale.
Dat
zou een behoorlijke stap terug in de tijd zijn.
Wij
hopen met deze serie van twee artikelen richting te geven aan wat er volgens
ons “post (no deal) Brexit” mogelijk is
en wat de eventuele valkuilen zijn. Mocht het Verenigd Koninkrijk een andere
weg inslaan, dan zullen wij onze informatie aan de recente ontwikkelingen
aanpassen.