Brexit en de gevolgen voor de betekening van gerechtelijke stukken en de tenuitvoerlegging van vonnissen van en naar het Verenigd Koninkrijk (deel 1 van 2)
In
2016 heeft de bevolking van het Verenigd Koninkrijk middels een referendum te kennen gegeven om uit de Europese Unie te
treden. Daaropvolgend heeft de Britse regering op 29 maart 2017 artikel 50 van
het EU Verdrag in werking gesteld. Deze voorzag in een uittreding per 29 maart
2018. Die termijn is inmiddels (voorlopig) opgeschoven tot 12 april 2019 aangezien
in het Britse “House of Commons” grote verdeeldheid bestaat omtrent de
uittreding en wijze van uittreding, terwijl het evenmin voelt voor een ‘no-deal
Brexit’.
Op
het moment dat dit artikel wordt geschreven liggen er in feite drie scenario’s,
namelijk: (a) dat een beroep op artikel 50 van het EU Verdrag wordt herroepen
en het Verenigd Koninkrijk lid blijft van de Europese Unie, (b) dat het
Verenigd Koninkrijk de EU met een ‘deal’ verlaat en als laatste (c) dat het
Verenigd Koninkrijk de EU verlaat zonder ‘deal’.
Vooral
de scenario’s b en c zijn voor rechtshulpverleners van belang, onder meer als
het gaat om de uitreiking van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in
het Verenigd Koninkrijk, alsmede om de executeerbaarheid van Nederlandse
vonnissen in het Verenigd Koninkrijk en
de executeerbaarheid van Britse vonnissen in Nederland.
In
een serie van twee artikelen willen we hierop ingaan. In dit eerste artikel
komt de betekening van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in het
Verenigd Koninkrijk aan de orde.
De
(Betekenings)verordening (EG) Nr. 1393/2007
Een van de hoofdbeginselen binnen de Europese Unie
was (en is) om de justitiële samenwerking tussen de lidstaten op
civielrechtelijk gebied te bevorderen. Daartoe hebben de Europese Raad en het Parlement
een grote hoeveelheid Verordeningen ontwikkeld; verordeningen zijn rechtstreeks
in elke lidstaat van toepassing zonder dat ze omgezet hoeven te worden in
nationale wetgeving. Een van die Verordeningen is de Verordening (EG) Nr. 1393/2007 van het Europees parlement en de
Raad van 13 november 2007 inzake de betekening en de kennisgeving in de
lidstaten van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in burgerlijke of in
handelszaken, waarmee het voor Nederlandse gerechtsdeurwaarders mogelijk is om
stukken, zoals dagvaardingen en stuitingsexploten rechtsreeks, naar een ontvangende instantie in het Verenigd
Koninkrijk te sturen.
Op het moment dat het Verenigd Koninkrijk de
Europese Unie verlaat, en momenteel is dat vastgesteld op 12 april 2019,
eindigt (ten opzichte van het Verenigd Koninkrijk) per direct dus ook de
werking van alle verordeningen, waaronder ook de Betekeningsverordening. Naar ons oordeel betekent dit dat lopende (dus
voor 12 april 2019 gedane) betekeningsverzoeken welke per die datum nog niet
geheel waren uitgevoerd door het Verenigd Koninkrijk niet meer op basis van de
Betekeningsverordening voltooid kunnen worden. Vooral voor termijngebonden
betekeningsverzoeken, zoals de betekening van een stuitingsexploot of de
betekening van een dagvaarding waarbij (na conservatoir beslag) een eis in de
hoofdzaak wordt ingesteld, zou dat desastreus zijn.
Teneinde die, en andere,
nadelige gevolgen te voorkomen heeft de Britse premier May een ‘deal’ uit onderhandeld
met de Europese Unie, in de vorm van een “Agreement on the withdrawalof the United Kingdom of Great Britain and Northern Ireland from the EuropeanUnion and the European Atomic Energy Community, as endorsed by leaders at aspecial meeting of the European Council on 25 November 201”8. Hoewel
het Britse House of Commons deze ‘deal’ inmiddels in twee ‘meaningful votes’
heeft verworpen wenst de Britse premier dit withdrawal agreement nog niet
volledig van tafel te halen en zelfs een derde maal in stemming te brengen in
het House of Commons. Probleem, “Mr Speaker”, John Bercow, weigert eenzelfde ‘deal’ een derde maal op de
agenda van het House of Commons te plaatsen.
In de in concept uit onderhandelde withdrawal
agreement zijn voor de rechtspraktijk echter wel belangrijke bepalingen
opgenomen, zoals bijvoorbeeld in artikel 68 sub a de bepaling dat de werking
van de Betekeningsverordening na uittreding van het Verenigd koninkrijk
gedurende de transitieperiode, die eindigt op 31 december 2020, zal worden
voortgezet.
Kortom, in het geval het Verenigd Koninkrijk de
Europese Unie met een ‘deal’ zou verlaten, dan zou de praktijk van betekening
van exploten overeenkomstig de Betekeningsverordening nog wel even voortgezet kunnen worden.
No deal Brexit
Interessanter is de vraag wat er zal gebeuren indien
het Verenigd Koninkrijk de Europese Unie op 12 april 2019, of op enig ander
moment’, zonder ‘deal’ zou verlaten. In dat geval houdt de werking van de Betekeningsverordening
onmiddellijk op en zou er aan lopende betekeningsverzoeken (op basis van die Betekeningsverordening) niet eens
uitvoering meer gegeven kunnen worden
bij gebrek aan een wettelijke basis.
Er is echter een
oud (maar bruikbaar) alternatief, namelijk het uit 1965 stammende Haags
Betekeningsverdrag. Met de inwerkingtreding van de uit 2007
stammende Betekeningsverorderning (en
haar voorloper) is het Haags Betekeningsverdrag immers niet komen te vervallen,
maar is slechts de werking ervan tussen de lidstaten van de Europese Unie
opgeschort op grond van artikel 20 Betekeningsverorderning.
Indien op het Verenigd Koninkrijk vanaf enig
moment niet meer de Betekeningsverordening van toepasing zou zijn, dan
“herleeft” het Haags Betekeningsverdrag
tussen Nederland en het Verenigd Koninkrijk en kunnen er op die wijze stukken
in het Verenigd Koninkrijk worden uitgereikt. Probleem is echter dat de
betekening via het Haags Betekeningsverdrag anders verloopt dan via de
Betekeningsverordening. Indien er op het moment dat het Verenigd Koninkrijk uittreedt
nog niet uitgevoerde betekeningsverzoeken op basis van de
Betekeningsverordening zouden voorliggen, dan is onze opvatting dat betekeningsverzoek niet van rechtswege
geconverteerd zal worden in een betekeningsverzoek in de zin van artikel 5 van
het Haags Betekeningsverdrag.
Dat zou betekenen dat de Nederlandse
gerechtsdeurwaarder alsnog, op basis van het Haags betekeningsverdrag, een
nieuw betekeningsverzoek ex artikel 5 via het Openbaar Ministerie zou moeten
doen aan de (volgens het Haags Betekeningsverdrag aangewezen) centrale
autoriteit in het Verenigd Koninkrijk.
Onze tip:
Indien u, als gerechtsdeurwaarder of als advocaat,
thans op het punt staat gerechtelijke stukken te laten betekenen in het Verenigd
Koninkrijk, houd de situatie dan
nauwlettend in het oog, zeker tot aan het moment dat u een bewijs van
uitreiking heeft ontvangen. Dat geldt temeer als het gaat om een
termijngebonden opdracht.
Indien het op grond van de Betekeningsverordening
door u gedane betekeningsverzoek nog niet is afgerond indien het Verenigd
Koninkrijk de Europese Unie zonder deal verlaat, kies er dan zekerheidshalve
voor om (als de termijn het überhaupt nog toelaat) op grond van het Haags
Betekeningsverdrag een tweede betekeningsverzoek te laten lopen via het
Openbaar Ministerie. Aangezien een exploot dat via het Openbaar Ministerie wordt
betekend volgens het Haags Betekeningsverdrag als betekend geldt zodra het ten
parkette is betekend (stelsel van de fictieve betekening) kunt u daarmee
(hopelijk) een fatale termijn die met uw exploot in acht genomen behoort te
worden (bijvoorbeeld bij het instellen van een eis in hoofdzaak na conservatoir
beslag) nog reddden.
Als het gaat om een fatale termijn in de zin
dat (na conservatoir beslag) binnen een bepaalde termijn een eis in hoofdzaak
moet worden ingesteld, dan zou u er ook voor kunnen kiezen om aan de Voozieningenrechter
termijnverlenging te vragen of er reeds in uw beslagrekest rekening mee te
houden dat u verzoekt om de eis op langere termijn te mogen instellen vanwege
mogelijke betekeningsperikelen in het Verenigd Koninkrijk.
Binnen enkele dagen volgt nog een tweede
artikel, dat specifiek in zal gaan op de tenuitvoerlegging van executroiale
titels in en van het Verenigd Koninkrijk na de Brexit.
Disclaimer:
Dit artikel is geschreven naar de stand van
zaken op 27 maart 2019 (12:00 uur) en voordat die dag in het House of Commons
is gesproken en besloten over de zogenaamde ‘indicative votes’. Naar aanleiding
van recente parlementaire ontwikkelingen kan de tekst van dit artikel op enig
moment achterhaald zijn en/of kan de tekst worden aangepast aan de hand van de
meest recente situatie.