Corona-betekening ex artikel 47 lid 2 RV toelaatbaar; de Hoge Raad geeft duidelijkheid
Waar een aantal lagere rechters de gerechtsdeurwaarder recentelijk nog vergeleken met een pakketbezorger van wie wordt verwacht dat hij aanbelt en het pakket persoonlijk aan de voordeur overhandigt, denkt de Hoge Raad daar in geval van betekening van exploten terecht anders over. In haar uitspraak van 19 juni 2020 (ECLI:NL:HR:2020:1088) heeft de Hoge Raad snel duidelijkheid weten te geven omtrent de toelaatbaarheid van een corona-betekening ex artikel 47 lid 2 RV.Relevant is volgens de Hoge Raad dat de gerechtsdeurwaarder, anders dan een pakketbezorger, niet kan volstaan met het op de stoep achterlaten van zijn exploot. De gerechtsdeurwaarder moet bij de uitreiking ook een instructie geven over de aard van het exploot én over de mogelijkheden van degene voor wie het bestemd is om hierover contact op te nemen. Bovendien is de gerechtsdeurwaarder naar de aard van zijn werk aanmerkelijk minder geliefd dan de pakketbezorger. Het risico dat een gerechtsdeurwaarder te maken te krijgt met justitiabelen die hem in het gezicht spugen of fysiek te lijf gaan, is volgens de Hoge Raad dan ook vele malen groter dan voor een pakketbezorger. En dat risico acht de Hoge Raad met het oog op het algemeen belang van de volksgezondheid – namelijk het voorkomen van besmettingen– niet aanvaardbaar.
Bij deze uitspraak heeft de Hoge Raad zich mede gebaseerd op het wetsvoorstel ‘Verzamelspoedwet COVID-19’ zoals dat op 26 mei 2020 met algemene stemmen is aanvaard door de Tweede kamer en op 16 juni 2020 door de Eerste Kamer. In artikel 1 van dat wetsvoorstel is bepaald dat voor de toepassing van artikel 47, eerste lid, derde volzin, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (met terugwerkende kracht tot 16 maart 2020) steeds sprake is van een feitelijke onmogelijkheid om aan een van de in artikel 46, eerste lid, van dat wetboek bedoelde personen afschrift te laten, zolang de richtlijnen van het RIVM voorschrijven dat personen afstand houden wegens besmettingsgevaar van COVID-19.
Tevreden met duidelijkheid
Hoewel dat in de door de Hoge Raad behandelde zaak niet aan de orde was, merkt zij ten overvloede op dat de corona-betekening ex artikel 47 lid 2 RV ook toelaatbaar is ingeval van een betekening op de voet van artikel 63 Rv aan het kantoor van de advocaat of gerechtsdeurwaarder waar de persoon voor wie het exploot is bestemd laatstelijk woonplaats heeft gekozen, de zogenaamde kantoorbetekening. Dat oordeel gaat naar onze bescheiden mening toch wat te ver omdat niet te verwachten is dat de gerechtsdeurwaarder door een andere professionele rechtshulpverlener –op wie nota bene ook tuchtrecht van toepassing is- hardhandig over de drempel van de voordeur wordt getrokken.Desalniettemin zijn we tevreden met de duidelijkheid die de Hoge Raad heeft geschapen; niet alleen vanwege de rechtszekerheid maar bovenal vanwege het feit dat in de zaken die lagere rechters eerder hebben aangehouden in verband met een corona-betekening nu weer met voortvarendheid opgepakt kunnen worden.
Heeft u vragen: aarzelt u dan niet en neem contact met ons op:
T. 088 411 12 13
*Tekst: Martin Heeren, senior jurist AGIN Timmermans