Wijzigingen in de
huurtoeslag. Die gaan er komen, nu de Tweede Kamer op 11 september jl. heeft
ingestemd met het Wetsvoorstel tot aanpassing van de indexering van de eigen
bijdrage huurtoeslag en het vervallen van de maximale inkomensgrenzen
(€ 34.940). Het wetsvoorstel zal nu aan de Eerste Kamer worden voorgelegd en als
ook die op tijd haar instemming geeft, zal het wetsvoorstel vanaf 1 januari
2019 gefaseerd worden ingevoerd.
Het gevolg van het
wetsvoorstel zal zijn dat het aantal huurders dat in de toekomst in aanmerking
komt voor huurtoeslag zal worden vergroot, maar dat de huurtoeslag van de groep
huurders met de laagste inkomens niet evenredig met de huurprijsontwikkeling
zal meestijgen. Per saldo gaan zij er dus op achteruit.
De positieve kant van het
wetsvoorstel is dat de harde inkomensgrenzen om in aanmerking te komen voor
huurtoeslag zullen vervallen. Op dit moment geldt de norm dat er bij een bruto
jaarinkomen van meer dan €
22.000 voor alleenstaanden en € 30.000
voor meerpersoonshuishoudens geen recht meer bestaat op huurtoeslag. Dat
betekent dat personen van wie het inkomen door extra werk maar een paar euro
boven de huurtoeslaggrens zit, volledig het recht op huurtoeslag verliezen. Dat
bedrag kon zomaar tot tientallen euro’s per maand oplopen.
Als het wetsvoorstel wordt aangenomen, komt die harde grens te
vervallen. In plaats daarvan komt een
systeem waarbij de huurtoeslag geleidelijk afloopt als het bruto jaarinkomen van de huurder stijgt.
Zo hoopt het kabinet indirect ook de arbeidsparticipatie te stimuleren, waarbij
de huurder niet direct hoeft te vrezen dat hij zijn of haar huurtoeslag op het
spel zet als hij of zij meer gaat werken.
Maar het wetsvoorstel heeft ook een negatieve kant. Die negatieve
kant zit in de manier waarop de normhuur in de toekomst zal worden geïndexeerd.
Eenvoudig gezegd is de normhuur het bedrag dat een huurder zelf moet kunnen
betalen uit zijn of haar salaris of uitkering. Pas boven de grens van de normhuur
heeft de huurder dan recht op huurtoeslag.
Het
bedrag van de normhuur is geen vast bedrag, maar wordt ieder jaar geïndexeerd
op basis van de zogenaamde KAN-bepaling. De KAN-bepaling houdt in dat de
normhuur wordt verhoogd met het voor de huurder meest gunstige van:
1) de gemiddelde huurstijging van het voorgaand jaar; of
2) de procentuele stijging van het bijstandsinkomen.
In het wetsvoorstel heeft het kabinet ervoor gekozen om de KAN-bepaling te laten vervallen en om de normhuur ieder jaar te verhogen met de gemiddelde huurverhoging. Voor de huurders met het laagste inkomen (waaronder de bijstandsgerechtigden) brengt dat het risico met zich mee dat het bedrag van de niet-subsidiabele huur (de normhuur) stijgt terwijl hun (bijstands)inkomen niet naar verhouding meegroeit. Per saldo gaat die groep er dan juist op achteruit als er niet op een andere vlak compenserende maatregelen worden getroffen. Deze groep huurders zal dus meer aandacht en begeleiding moeten gaan krijgen van de corporaties, gemeenten en gerechtsdeurwaarders, om te voorkomen dat er problematische schulden ontstaan. En niet pas bij achterstand, maar preventief!
1) de gemiddelde huurstijging van het voorgaand jaar; of
2) de procentuele stijging van het bijstandsinkomen.
In het wetsvoorstel heeft het kabinet ervoor gekozen om de KAN-bepaling te laten vervallen en om de normhuur ieder jaar te verhogen met de gemiddelde huurverhoging. Voor de huurders met het laagste inkomen (waaronder de bijstandsgerechtigden) brengt dat het risico met zich mee dat het bedrag van de niet-subsidiabele huur (de normhuur) stijgt terwijl hun (bijstands)inkomen niet naar verhouding meegroeit. Per saldo gaat die groep er dan juist op achteruit als er niet op een andere vlak compenserende maatregelen worden getroffen. Deze groep huurders zal dus meer aandacht en begeleiding moeten gaan krijgen van de corporaties, gemeenten en gerechtsdeurwaarders, om te voorkomen dat er problematische schulden ontstaan. En niet pas bij achterstand, maar preventief!
Benieuwd wat wij daarin voor u kunnen betekenen? Neem contact op met Rob Uytdewilligen of Martijn Roelands.